Zij en Wij – Het Omarmen van de Paradox

Veel van de huidige politieke ontwikkelingen spelen zich af rond het fenomeen dat in de continentale filosofie wel met ‘het probleem van de Ander’ wordt aangeduid. Emmanuel Levinas omschreef dit ongeveer als volgt: Er is iets dat zich buiten mijn eigen wereld bevindt, waar ik niet langer omheen kan, waar ik iets mee moet. Het is anders, het is niet-ik. Het is het denken in het zij en wij, een fundamentele tegenstelling waarop onze wereld is gebaseerd. We herkennen probleem in het vluchtelingenvraagstuk, bij de discriminatie van vrouwen, en in Europese discussies zoals Brexit
(English version here.)

Er lijken twee groepen mensen te zijn, die elk dit probleem van een eigen kant benaderen en voor hun eigen gewin in proberen te zetten. Beide benaderingen zijn problematisch en kunnen leiden tot gevaarlijk populisme. Uiteindelijk ligt het antwoord op dit probleem misschien wel in een alternatieve aanpak, die de paradox van beide elkaar buitensluitende groepen omarmt.

Twee keer de Ander

Groep A benadrukt het anders-zijn van de Ander en wil zich losmaken van de anderen die voor problemen zorgen. Die Ander wordt aangeduid op basis van religie, nationaliteit, huidskleur, sekse, of politieke kleur, en het anders-zijn van de Ander wordt tot oorzaak van het probleem gemaakt. De afstand tot die andere groep voedt het gevoel van de identiteit en zelfwaarde van de eigen groep. En daarom heeft groep A ook zo’n aantrekkingskracht.

Het willen bevestigen van een identiteit, het willen behoren tot een groep en het zoeken naar externe oorzaken voor problemen zijn heel begrijpelijk en belangrijke constructieve motivatiebronnen die niet makkelijk door iets anders vervangen kunnen worden. Maar wanneer deze aanpak doorgevoerd wordt, zo is uitvoerig beschreven door bijvoorbeeld Hannah Arendt en Giorgio Agamben, eindigt dit in het concentratiekamp, waar de Ander dusdanig tot probleemveroorzaker en als onmenselijk wordt neergezet, dat ze eenvoudig verwijderd kunnen worden.

Groep B aan de andere kant zoekt naar een manier waarop de afstand tot de ander kan worden overbrugd, zodat het onderscheid tussen de twee lijkt te verdwijnen. Kunstenaar Banksky illustreerde dat onlangs heel treffend.

By artist Banksky, from his Facebookpage
Door kunstenaar Banksky, van zijn Facebookpagina.

Groep B voelt de verantwoordelijkheid voor de problemen van de ander die veelal enkel te verklaren zijn door stomme pech, door het ongeluk anders te zijn, zonder daarvoor te hebben gekozen. Zij leggen de nadruk op het idee dat we allemaal één mensenfamilie zijn, en omdat we allemaal gelijk zijn zullen we iedereen moeten helpen. De aantrekkingskracht van deze manier van denken ligt in ons empathische vermogen, het menselijke medeleven.

Maar wanneer deze aanpak doorgevoerd wordt, zo kunnen we in dystopische literatuur lezen zoals ‘Anthem’ van Ayn Rand en ‘Wij’ van Jevgeni Zamjatin, wordt de persoonlijke ervaring en de verschillen tussen individuen als onderdeel van hun identiteit ontkracht, waardoor een populisme van het ‘wij’ krachtiger is dan de vrijheid van een minderheid met een afwijkende mening.

Omarmen van de paradox

Beide groepen presenteren een belangrijke reactie op het probleem van de Ander. De ene versterkt de afstand tot de ander en de ander probeert de afstand te vernietigen – beiden staan voor belangrijke menselijke waarden.

Het zou een lastige discussie worden wanneer we moeten bepalen wat belangrijker is: het patriotisme van liefde voor het zelf en de eigen groep, of het medeleven en de verbondenheid van de mensheid. Maar beide groepen presenteren zich als exclusief – beide kanten sluiten de andere kant uit. Wat resulteert in een paradoxale toestand, waarbij twee posities die elk staan voor een waarde van menselijkheid elkaar buitensluiten.

Boris Groys legt in het boek The Communist Postscript uit dat het communisme deze paradox juist omarmt. Volledig bewust van beide kanten die elk een belangrijk onderdeel van het geheel vormen, kiest het altijd voor het geheel, en nooit voor een deel van de werkelijkheid. Zoals Socrates al liet zien bij zijn ontmaskering van sofisten, is het formuleren van één oplossing voor het geheel altijd een ontkenning en een wegmoffelen van de onderliggende paradox. Zo heeft het idee van de multiculturele samenleving schijnbaar de afstand tussen de culturen overbrugd, maar daardoor de waardering van de eigen cultuur er wel op achteruit gegaan, waardoor nationalistische gevoelens als tegenreactie de afstand tot de ander weer konden vergroten. Beide reacties zijn eenzijdig en problematisch. Maar hoe omarmen we dan beide kanten van de medaille van het menselijk leven?

Wanneer we Socrates voorbeeld blijven volgen, dan zouden we sowieso door moeten gaan, zoals filosofen veelal al doen, met het wijzen op inconsistentie in een van specifieke kanten. Zo kunnen we wijzen op de noodzaak van compassie in plaats van empathie, omdat empathie de individualiteit van de ander niet respecteert, zoals moreel psycholoog Paul Bloom uitlegt in dit artikel en in zijn boek Against Empathy.. En we kunnen laten zien dat er andere bronnen identiteit zijn die niet op racistische en xenofobe bronnen terug te leiden zijn, zoals we aan de hand van de het werk van Charles Taylor zouden kunnen uitleggen (zie bijvoorbeeld zijn boek Bronnen van het Zelf,  2009).

Een voorbeeld van onderscheid: vrouwen

Is er nog een andere manier waarop we om kunnen gaan met mensen die worden gedefinieerd aan de hand van hun anders-zijn? Misschien kunnen we dit bekijken aan de hand van een actueel voorbeeld: vrouwen. In de geschiedenis van het denken, is de vrouw vrijwel continu afgeschilderd als een onredelijk wezen. Van Aristoteles tot Schopenhauer, van Freud tot Derrida – de vrouw is iets ongrijpbaars en onbegrijpelijks. Ze wordt benaderd vanuit het gebrek aan iets, het gebrek aan datgene dat de man wel heeft – een penis (Freud), redelijkheid (Schopenhauer), publieke positie (Hume). Genevieve Lloyd laat in haar boek The Man of Reason zien hoe dit teruggaat tot het Pythagoraanse onderscheid waarbij de vrouw het minderwaardige, vage en onduidelijke is, tegenover het mannelijke superieure, heldere en redelijke. (Luister voor meer over dit onderwerp naar mijn onlangs gepubliceerde lezing op youtube.)

In de afgelopen honderd jaar is er op sociaal gebied veel veranderd voor de positie van de vrouw in de Westerse samenleving. Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar de rol van vrouwen, en vrouwen mogen nu studeren, mogen stemmen, mogen banen hebben. Toch wordt deze onderliggende ongelijkheid nauwelijks aangestipt. Maar het onderscheid tussen denkende mannen en emotionele vrouwen bestaat nog steeds, de media, literatuur en het publieke domein staan er vol van. Tijdens de wereldwijde #womensmarch op 22 januari 2017 waren de spandoeken daarom veelzeggend: ‘Fight like a girl’ en ‘women’s rights are human rights’.

Probleem is dus eigenlijk dat er nog steeds gedacht wordt aan de hand van onderscheid, aan de hand van een verschil waaraan identiteit wordt ontleend. Een definitie, een identiteit, zou niet geformuleerd en gedacht moeten worden aan de hand van wat het niet is. Dat betekent niet dat we het verschil moeten opheffen, maar ook niet dat we vrouw-zijn definiëren aan de hand van het onderscheid met wat zij niet is. Want het verschil een belangrijk onderdeel, van waaruit identiteit kan ontstaan. Het opheffen van verschil zou voorbijgaan aan die ontstaansgeschiedenis, en aan de trots van het anders-zijn. En het blijven definiëren vanuit het verschil maakt dat vrouwen nooit een even volledige rol als de man zal kunnen spelen in de domeinen waaruit ze vanuit haar definitie wordt buitengesloten: politiek, filosofie, wetenschap, werkvloer.

Een alternatieve optie: Matrixaal denken

Is er dan een manier die om kan gaan met de paradox van het aanvaarden van de ander en de vrouw zowel als verschillend van de norm en het ik, en als behorend tot diezelfde groep? Boris Groys ziet in het communisme de oplossing, waarbij beide elkaar buitensluitende alternatieven worden opgenomen tot het midden, waarbij beide even waar zijn en worden nagevolgd. Deze Stalinistische oplossing is echter om andere redenen verwerpelijk. Het kiezen voor het midden, dat we al van Aristoteles kennen, is sowieso gevaarlijk, omdat dat een ontkenning van de tegenstrijdigheden is.

Het compromis dan, waar Nederlanders zo bekend om staan? Een compromis waar beide kanten mee kunnen leven, of is er dan toch weer sprake van een middenweg waarbij de twee belangrijke uitersten die beide een plek horen te krijgen weer ondergesneeuwd door een pragmatisch midden? Of gaan we op zoek naar een transcendente ervaring, waarbij de twee uitersten worden overstegen en opgaan in iets hogers, iets fundamentelers?

Nee, al deze oplossingen blijven gevangen in de keuze tussen het ene versus het andere en het geheel boven het deel. Een andere oplossing zou het loslaten van het ik en de ander zijn als bronnen van identiteit, waarbij de grenzen tussen ik en niet-ik worden vervaagd maar niet vervangen. In haar boek The Matrixial Borderspace,  brengt Bracha Ettinger deze werkwijze naar voren, waarbij ze zowel het ik als het niet-ik aanvaardt als onderdelen in een matrix, het Latijnse woord voor baarmoeder. In een matrix ontstaan er nieuwe processen en identiteiten doordat de grenzen worden doorbroken op het moment dat ze bevestigd worden. De paradox wordt tot kracht van het nieuwe leven dat meer is dan de verschillende delen. Misschien is het matrix-denken niet het soort aanvaarden van de paradoxale werkelijkheid waarnaar Boris Groys en zijn opvatting van het communisme naar zocht. Maar wellicht wel een nieuwe manier van kijken die een oplossing kan bieden voor het wij vs. zij probleem waarin onze samenleving zich momenteel bevindt.

De toekomst zal het zeggen.
Dit artikel is ook in het Engels beschikbaar.